24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiker:
bloodzuker (L431p Dieteren)
|
bloedzuiger [SGV (1914)]
III-4-2
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (L431p Dieteren)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
bloom (L431p Dieteren)
|
bloem [SGV (1914)]
III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
bloom (L431p Dieteren)
|
bloem [SGV (1914)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloomkoaal (L431p Dieteren),
bloomkoal (L431p Dieteren)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
30027 |
blusbak |
kalktrog:
kalǝktrōx (L431p Dieteren)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
17882 |
blutsen |
blutselen:
blötselje (L431p Dieteren)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bochel:
buchel (L431p Dieteren),
bult:
bultj (L431p Dieteren)
|
bochel [SGV (1914)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
bōēk (L431p Dieteren)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
34105 |
boekpens |
bladermaag:
blǭrmāx (L431p Dieteren)
|
De derde maag van de koe, de maag die van binnen vol vliezen zit. [N 28, 82; A 9, 11c]
I-11
|