e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
troosten; troost troosten: treueste (Dieteren) troosten [SGV (1914)] III-1-4
tuin moeshof: moos hoaf (Dieteren) hof [SGV (1914)] III-2-1
tuinfluiter wijntappertje: wientepperke (Dieteren) Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)] III-4-1
tuinhuisje zomerhuisje: zomerhuuske (Dieteren) priëel [SGV (1914)] III-2-1
turfmolm molm: molm (Dieteren, ... ) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
ui, ajuin un: mv -unne  un (Dieteren), unne: unne (Dieteren) [DC 13 (1945)] I-7
uier uier: yi̯ǝr (Dieteren) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren uieren: ȳi̯ǝrǝ (Dieteren) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil uil: uul (Dieteren) uil [SGV (1914)] III-4-1
uithoren uitvissen: oetvossen (Dieteren) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1