25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L431p Dieteren)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
wijert:
wijǝrt (L431p Dieteren)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (L431p Dieteren)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (L431p Dieteren)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (L431p Dieteren)
|
vin [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinje (L431p Dieteren)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
venger (L431p Dieteren),
vingers (L431p Dieteren),
vènger (L431p Dieteren)
|
vinger [DC 01 (1931)] || vingers [SGV (1914)]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
vingerkootje:
vèngerkūètje (L431p Dieteren)
|
(vinger)kootje [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
boekvink:
bookvĕnk (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
vès (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|