e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke eend eend: ēnj (Dieteren) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans gans: gau̯s (Dieteren) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke kalkoen schroet: šrūt (Dieteren) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kip hoen: hōn (Dieteren) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vuurvaste mortel vuurvaste spijs: vȳrvastǝ [spijs] (Dieteren) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9
vuurvaste stenen vuurvaste stenen: vȳrvastǝ štęjn (Dieteren) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
waaienx waaien: (wɛ̄je) (Dieteren), het wɛ̄-de (Dieteren), wèjje (Dieteren) het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
waarschuwen waarschuwen: waarschju-we (Dieteren, ... ) waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1
wafel wafel: woafel (Dieteren), woafele (Dieteren) wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)] III-2-3
wak in het ijs gloom: gloom (Dieteren) wak (in het ijs) [SGV (1914)] III-4-4