e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
walnoot walnoot: walnoot (Dieteren) Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)] III-2-3
wan wan: wanǝ (Dieteren) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
warm weerx warm (weer): werm (Dieteren) warm [SGV (1914)] III-4-4
was was: wasch (Dieteren) wasch [SGV (1914)] III-2-1
waterpas waterpas: wātǝrpas (Dieteren) Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.] II-9
waterput put: pøt (Dieteren), pøͅt (Dieteren, ... ) [DC 21 (1952)] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] I-7
weduwe widvrouw: widvrouw (Dieteren, ... ), witvrouw (Dieteren) weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar widman: widman (Dieteren), widmanne (Dieteren), witman (Dieteren) weduwnaar [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2
weefsel, stof stof: stof (Dieteren) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weelde weeld: waelj (Dieteren) weelde [SGV (1914)] III-3-1