20825 |
wijnazijn |
wijn-edik:
wienaek (L431p Dieteren),
wijn-essig:
wienessich (L431p Dieteren),
wijnazijn:
wienazien (L431p Dieteren)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
wingerd:
vingerd (L431p Dieteren, ...
L431p Dieteren)
|
[SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)]
I-7
|
24278 |
wilde gans |
wilde gans:
ein wilj gaus (L431p Dieteren)
|
wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)]
III-4-1
|
19074 |
willen |
willen:
wille (L431p Dieteren)
|
willen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
plimp:
plumpe (L431p Dieteren)
|
ooghaar [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
(tusschen: e en i).
wendj (L431p Dieteren)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
windachtig (weer):
wendjechtig (L431p Dieteren),
winderig (weer):
wenjerig (L431p Dieteren)
|
winderig [SGV (1914)] || winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (L431p Dieteren),
weŋkǝlhǭk (L431p Dieteren),
winkelhoak (L431p Dieteren)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, II-9, III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
wentjerkēūninkske (L431p Dieteren),
wentjerköninkske (L431p Dieteren)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mūrǝ (L431p Dieteren)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|