e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aarde, grond aarde: êrd (Dieteren) aarde (grond) [SGV (1914)] III-4-4
aarden pot aarden pot: ē̜rdǝ pǫt (Dieteren) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardmannetje (kabouter) avelemannetje: auwelemenke (Dieteren) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aarzelen zich bedenken: ps. invuller geeft geen woord voor aarzelen, maar een uitdrukking.  waat stuis te dich te bedeinke (Dieteren) aarzelen [SGV (1914)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: roeten oas (Dieteren) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
achterdocht achtergedenken: achtergedeinken (Dieteren) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achterneef achterneef: achternaef (Dieteren) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
achternicht achternicht: achternich (Dieteren) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
achterste achtelste: echelste (Dieteren) achterste [SGV (1914)] III-1-1
achterwerk kont: kuntj (Dieteren), RK -> achterwerk.  kuntj (Dieteren) Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1