e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gespeend schaap germling: gīrleŋ (Dieteren) Het jong van een schaap, als het van de moeder weggenomen wordt. [A 4, 22e; L 20, 22e] I-12
getob; tobben gemartel: gemartel (Dieteren) gemartel [SGV (1914)] III-1-4
getuigen getuigen: getuge (Dieteren) getuigen [SGV (1914)] III-3-1
gevangenis gevangenis: gevangenis (Dieteren) gevangenis [SGV (1914)] III-3-1
geven geven: gève (Dieteren) geven [SGV (1914)] III-1-2
gevoelig (zijn) gevoelig: geveulig (Dieteren) gevoelig [SGV (1914)] III-1-1
gewas gewas: gǝwas (Dieteren) Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.] I-4
gewelf gewelf: gǝwɛlǝf (Dieteren), zolder: zø̜ldǝr (Dieteren) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] II-9
gewone spurrie spurrie: spø̜rx (Dieteren), špø̜rx (Dieteren) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewricht: gewricht (Dieteren) gewricht [SGV (1914)] III-1-1