21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
assenoot (L431p Dieteren),
-
assenoot (L431p Dieteren)
|
hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
steek (L431p Dieteren)
|
heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
24607 |
heermoes |
paard(s)staart:
pɛrstɛrt (L431p Dieteren),
paardsstaart:
-
paerstert (L431p Dieteren)
|
Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5, III-4-3
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heis (L431p Dieteren)
|
hees [SGV (1914)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
heggenmus:
heggemösj (L431p Dieteren)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
23208 |
heilig |
heilig:
heilig (L431p Dieteren)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
33725 |
hek |
barrier:
brēr (L431p Dieteren)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
19488 |
hek, poortje |
barier:
brēēr (L431p Dieteren)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
19915 |
hemel |
hemel:
hemel (L431p Dieteren)
|
hemel [SGV (1914)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
brok:
brok (L431p Dieteren)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|