e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dieteren

Overzicht

Gevonden: 1751
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleindochter kleindochter: kleindochter (Dieteren, ... ) kleindochter [DC 05 (1937)] III-2-2
kleine stenen lilliputters: lelipøtǝrs (Dieteren) Smalle, dunne baksteentjes. De invuller uit L 321 onderscheidt daarbij vier formaten: ɛvechtformaatɛ (21x10x4 cm), van klei; ɛwaalformaatɛ (21,5x10x5,5 cm), van klei, voor buitenwerk; ɛmaasformaatɛ (21,5x10x8,5 cm), wit, voor binnenwerk en ɛlilliputtersɛ (14,5x6,5x3,5 cm), mooi glad, voor schoorsteen en hal. In L 291 werd zoɛn kleine steen spottend ook wel een bakkersbrood (bɛk\rs˱brū\t) genoemd.' [N 30, 54a; monogr.] II-8
kleingeld kleingeld: kleigeldj (Dieteren) kleingeld [SGV (1914)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: kleikintj (Dieteren), kleinkinder: kleinkènjer (Dieteren) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoon (Dieteren, ... ) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klepel klepel: klèpel (Dieteren) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kletsen [snateren] snateren: snatere (Dieteren) snateren [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zeivere (Dieteren) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf wauwelwijf: wauwelwief (Dieteren) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klit klit: klet (Dieteren) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3