20109 |
korenbloem |
blauwbloem:
blau̯blōm (L421p Dilsen),
[uitgezeefd bij de slaapbol]
blauwbloem (L421p Dilsen),
korenbloem:
koerebloom (L421p Dilsen),
kurǝblōm (L421p Dilsen),
[uitgezeefd bij de slaapbol]
koerebloem (L421p Dilsen)
|
Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 48 (1973)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende snijbloemen: Centaurea cyanus (korenbloem) [N 73 (1975)]
I-5, III-2-1, III-4-3
|
33092 |
korenmijt zetten |
mijten:
mi.tǝ (L421p Dilsen)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28536 |
korfjes |
borstels:
bøstǝls (L421p Dilsen)
|
Inrichting aan achterste paar poten van de werkbij waarin zij het stuifmeel verzamelt. Deze holtes of korfjes zijn met stijve haren omgeven. Ze ontbreken bij koningin en dar. [N 63, 44b; N 63, 44a]
II-6
|
28602 |
korfmes |
korfmes:
korfmes (L421p Dilsen)
|
Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c]
II-6
|
20617 |
korst |
korst:
koast (L421p Dilsen)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
deͅmpix (L421p Dilsen)
|
dempig [ZND m]
III-1-2
|
18600 |
korte onderbroek? |
mansonderboks:
mansongerboks (L421p Dilsen)
|
Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kortmeel:
kǫrtmę̄l (L421p Dilsen)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|
28601 |
kortwas |
kortwas:
kortwas (L421p Dilsen)
|
De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b]
II-6
|
31114 |
kostbaar werk |
kostelijk werk:
kostelijk werk (L421p Dilsen)
|
Duur en kostbaar schoenwerk. [N 60, 223b]
II-10
|