e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

Gevonden: 2332
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenbloem blauwbloem: blau̯blōm (Dilsen), [uitgezeefd bij de slaapbol]  blauwbloem (Dilsen), korenbloem: koerebloom (Dilsen), kurǝblōm (Dilsen), [uitgezeefd bij de slaapbol]  koerebloem (Dilsen) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 48 (1973)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende snijbloemen: Centaurea cyanus (korenbloem) [N 73 (1975)] I-5, III-2-1, III-4-3
korenmijt zetten mijten: mi.tǝ (Dilsen) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korfjes borstels: bøstǝls (Dilsen) Inrichting aan achterste paar poten van de werkbij waarin zij het stuifmeel verzamelt. Deze holtes of korfjes zijn met stijve haren omgeven. Ze ontbreken bij koningin en dar. [N 63, 44b; N 63, 44a] II-6
korfmes korfmes: korfmes (Dilsen) Mes waarmee de imker de raten opsnoeit. Wanneer hij honing wil oogsten zal hij hiermee alle of bijna alle raten uit de korf snijden. Volgens de informanten van L 289 en L 333 kan daarvoor ieder willekeurig mes gebruikt worden. Daarop wijzen ook de woordtypen gewoon mes en mes. Andere woordtypen wijzen op een bepaald soort mes. Het kan een schaapschaarmodel zijn (L 416), een langwerpig mes dat aan de onderkant rond gebogen is (L 210, 414), een spatelvormig mes (P 120) of een mes met zeer korte snede haaks aan een lange steel (Q 253). [N 63, 80c; N 63, 81c] II-6
korst korst: koast (Dilsen) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
kortademig dempig: deͅmpix (Dilsen) dempig [ZND m] III-1-2
korte onderbroek? mansonderboks: mansongerboks (Dilsen) Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄l (Dilsen) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwas kortwas: kortwas (Dilsen) De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b] II-6
kostbaar werk kostelijk werk: kostelijk werk (Dilsen) Duur en kostbaar schoenwerk. [N 60, 223b] II-10