34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (L421p Dilsen),
buk (L421p Dilsen)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
huo.rən (L421p Dilsen),
huərn (L421p Dilsen)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
weenderd:
wi.nji̯ǝrt (L421p Dilsen)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
bok (L421p Dilsen),
buk (L421p Dilsen),
buq (L421p Dilsen)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
rekel:
r‧ēͅkəl (L421p Dilsen)
|
reu [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19822 |
mannelijke kat, kater |
kater:
kā.tər (L421p Dilsen)
|
kater [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
18673 |
mannenkleren |
manskleren:
manskleijer (L421p Dilsen)
|
Mannenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18575 |
mannenondergoed |
mansondergoed:
mansongergood (L421p Dilsen)
|
Ondergoed voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
manshemd:
mans umme (L421p Dilsen)
|
Onderhemd voor mannen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van mannen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
31105 |
manswerk |
mansschoenen:
mansšōn (L421p Dilsen)
|
Schoenwerk voor heren in grote maten, de maten 40 t/m 47. [N 60, 205a]
II-10
|