e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meester meester: meister (Dilsen), mɛ.istər (Dilsen) (school)meester [RND] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meesterknecht meesterknecht: męjstǝrknɛxt (Dilsen) De eerste knecht of onderbaas. [N 60, 217d] II-10
meetlint lintmeter: lentmē̜tǝr (Dilsen) Een in centimeters verdeeld lint om te meten. [N 53, 186a] II-12
meid, dienstmeid meid: mɛi̯t (Dilsen) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meisjesonderbroek? kinderonderboks: kinjerongerboks (Dilsen) Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesschoenen meisjesschoenen: męšǝsšōn (Dilsen) Schoenwerk voor meisjes in de maten 32 t/m 35. [N 60, 205d; N 60, 205e] II-10
meiziekte meiziekte: mɛjzēktǝ (Dilsen) Darmaandoening. De meiziekte is onschuldiger dan nosema. De ziekteverschijnselen zijn nagenoeg gelijk aan die van de mijtziekte: de bijen tuimelen naar buiten, kunnen niet vliegen, krabbelen rond met opgezet achterlijf. De ontlasting is zeer dik en vast. Er sterven wel bijen aan maar minder dan aan nosema. Vermoedelijke oorzaak is het gebruik van licht beschimmeld stuifmeel. Heel waarschijnlijk duiden de woordtypen vleugellam, vleugellamheid en kreupel op dezelfde meiziekte. Meiziekte is in het algemeen een verzamelnaam voor diverse kwalen. [N 63, 71d] II-6
melganzevoet schietsmeer: šø̜tsmiǝr (Dilsen) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melig melig: melig (Dilsen) Hoe noemt u: vruchten die door laag liggen te rijp en daardoor droog en korrelig zijn geworden (melig) [N 72 (1975)] III-2-3
melk melk: męlǝk (Dilsen), mɛ.lǝk (Dilsen), mɛlk (Dilsen) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11