e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
natjagen natjagen: na.tja.xǝn (Dilsen) Het jagen bij grote warmte en flinke honingdracht waardoor de bijen besmeurd kunnen worden door uitvloeiende, ongezegelde honing. De informanten van L 289 en L 333 merken op dat dit natjagen bij een goede imker niet voorkomt. [N 63, 89; monogr.] II-6
natmaken vochtig maken: vochtig maken (Dilsen) Het natmaken van de zool om hem te kunnen likken. Zie ook het lemma likken. [N 60, 121a] II-10
natuurlijke waterloop beek: biēk (Dilsen), bīǝk (Dilsen) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nauwelijks stekende bijen zachte bijen: (enk)  zaxtǝ bęj (Dilsen) Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.] II-6
nauwgezet; nauwgezet persoon juste: zjŭŭst (Dilsen), secuur: səkéúr (Dilsen), stipt: ə is stipt (Dilsen) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
neerstrijken op de vliegplank landen: landen (Dilsen) Het neerstrijken van de bij op de vliegplank van korf of kast, wanneer ze na een honingvlucht thuiskomt. [N 63, 45] II-6
nek nak: nak (Dilsen) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nerfkant nerfkant: nerfkant (Dilsen) De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10
neus top: top (Dilsen) Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] II-10
neus van een schaaf voorstuk: vø̄ǝrstøk (Dilsen) Het voorvlak of voorste gedeelte van een schaaf. [N 53, 54j] II-12