e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
penis van de stier schacht: šaxt (Dilsen) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
pennen maken pennen aanslaan: pęnǝ ānslǭn (Dilsen) De pennen van een pen-en-gatverbinding maken met behulp van de pennenmachine. Het hout dat daarvoor gebruikt werd, werd in Venray (L 210) en omgeving nagelenhout (nē̜gǝlhǭlt) genoemd. Zie ook het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231e] II-12
pennenhouder pennensteel: pennesteele (Dilsen), pennesteəl (Dilsen) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
pennenmachine, pennenbank pennenbank: pęnǝbaŋk (Dilsen) Werktuig waarop de pennen voor een pen-en-gatverbinding machinaal worden gemaakt. Zie ook afb. 127 en het lemma ɛpen-en-gatverbindingɛ.' [N 53, 231a] II-12
penzaag borstzeeg: borst˲zē̜x (Dilsen) Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.] II-12
pershoning pershoning: pe.sho.neŋ (Dilsen) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
perszak perszak: pešzak (Dilsen) Poreuze zak van onder meer kaasdoek gemaakt, waarin de ruwe honing wordt verzameld. Men legt deze zak in de honingpers. Onder de druk van de pers komt de honing naar buiten. Wat er uiteindelijk in de perszak overblijft, heeft slechts nog waarde als bemesting. [N 63, 122b; N 63, 122c; monogr.] II-6
peterselie peterselie: peterselie (Dilsen), petərsē.li (Dilsen), pieterselie (Dilsen), pitterselie (Dilsen) [DC 69 (1994)] [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]Hoe noemt u: peterselie (petroselinum sativum - fam. umbelliferae) [N 71 (1975)] I-7
peul schaal: šal (Dilsen), schel: als Fr. belle  chèl (Dilsen) groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: chaal (Dilsen), šal (Dilsen), šāl (Dilsen), šèl (Dilsen) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]Hoe noemt u: de zaaddoos van de erwt als deze hard geworden is (peul, pool) [N 71 (1975)] I-7