33432 |
schuurkelder, aardappelkelder |
aardappelenkelder:
īǝ.rpǝlǝkɛldǝr (L421p Dilsen)
|
Onder de verhoogde tasruimte naast de dorsvloer kan zich een kelder bevinden die ten dele uitgegraven, ten dele hoger dan de begane grond gelegen is. De kelder wordt gebruikt als bewaarplaats voor aardappelen, bieten en soms granen. Opgenomen zijn ook benamingen voor een kelder elders in de schuur of net buiten de schuur, die toegankelijk is vanuit de schuur. Omdat de aardappelkelder, die vroeger veelal onder de oven was (vergelijk het lemma "ovenkelder", (3.1.7), tegenwoordig ook vaak in de schuur te vinden is (waarbij de benaming niet veranderde), zijn de benamingen voor de aardappelkelder hier ook opgenomen, vooral omdat ze overeenstemmen met die voor de kelder onder de tasruimte. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schuur) het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 70c en 71d; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 25c; N 5, 136]
I-6
|
31143 |
schuurmachine, schrooimachine |
schuurmachine:
šōrmašin (L421p Dilsen)
|
Moderne machine waarme men schuurt en schrooit. Ze bestaat uit een as waaromheen rollen met schuurpapier zitten. De schuurmachine is meestal gecombineerd met de uitpoetsmachine. Zie het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243b; N 60,243a]
II-10
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
šōrpǝpę̄r (L421p Dilsen)
|
Het sterke papier met grof oppervlak waarmee men het leeroppervlak gladmaakt. [N 60, 120a]
II-10
|
33416 |
schuurpoort |
schuurpoort:
šø̄rpō.rt (L421p Dilsen)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
31146 |
schuurrol |
schuurrol:
šōrrǫl (L421p Dilsen)
|
Rol met schuurpapier, onderdeel van de gecombineerde machine. [N 60, 243c]
II-10
|
31894 |
schuurtafel |
roltafel:
rǫltāfǝl (L421p Dilsen)
|
Het beweeglijke, glijdende deel van de bandschuurmachine waarop het te schuren werkstuk gelegd wordt. Zie ook afb. 62. [N 53, 149d]
II-12
|
34117 |
scrotum |
buidel:
by.i̯ǝl (L421p Dilsen),
zak:
zak (L421p Dilsen)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
32124 |
sculpteren |
uitsteken:
ūtstēkǝ (L421p Dilsen)
|
Met behulp van een beeldhouwersbeitel of -guts beeldhouwerk op meubels aanbrengen. [N 53, 47a; monogr.]
II-12
|
34522 |
seksen |
gesekste (zelfst. gebr. volt. deelw.):
gǝsɛgzdǝ (L421p Dilsen)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅldərii̯ (L421p Dilsen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|