30899 |
speldnagel, oppinnagel |
oppinnagel:
oppinnagel (L421p Dilsen),
speldenagel:
(mv)
spɛlnigǝl (L421p Dilsen)
|
De spijker waarmee men de bovenzool voor en achter voorlopig vastzet, een oppinspijker. [N 60, 202a; N 60, 202b; N 60, 235; N 60, 101]
II-10
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (L421p Dilsen)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L421p Dilsen),
stootkop:
stōĕtkop (L421p Dilsen)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
boterbonen:
boterbôêne (L421p Dilsen),
breekbonen:
brièbôêne (L421p Dilsen),
prinsessen:
prinsessen (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: de sperzieboontjes die men doorbreekt voor men ze kookt (breekbonen) [N 71 (1975)] || Hoe noemt u: sperzieboon of slaboon (prinsesseboon, suikerboon, boterboon) [N 71 (1975)]
I-7
|
31980 |
speunmal |
pivot(s)latje:
pivot(s)latje (L421p Dilsen)
|
Mal waarmee speunen op de zijkant van een deur kunnen worden afgeschreven. Een speun is een soort scharnier die vooral bij kleine deuren wordt aangebracht. Zie ook afb. 106 en het lemma ɛspeunɛ in Wld II.9, pag. 138. Het werken met de speunmal werd in L 387 afkruisen (āfkrȳtsǝ) genoemd.' [N 53, 196b]
II-12
|
28513 |
speurbijen |
speurbijen:
spø̄rbejǝ (L421p Dilsen)
|
Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a]
II-6
|
26360 |
spie |
beitel:
beitel (L421p Dilsen),
kijl:
kī.l (L421p Dilsen)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Houten of metalen wig die tijdens het zagen in de zaagsnede werd ingedreven om klemmen van de zaag of verkeerd vallen van de boom te voorkomen. [N 50, 11b; N 75, 121d]
I-3, II-12
|
21373 |
spijbelen |
heggenschool:
ekkechōel (L421p Dilsen),
eerste e als in het Franse est
hegəsju.əl (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
jeans:
jeans (bōks) (L421p Dilsen),
jeansboks:
jeans (bōks) (L421p Dilsen)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nīǝgǝlǝ (L421p Dilsen)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|