26110 |
staartbalk van de hollandse molen |
staart:
start (L421p Dilsen)
|
De middelste balk van de staart van de Hollandse molen die vanaf de achterkant van de molenkap tussen de vier schoren naar beneden loopt. Zie ook afb. 25 en de toelichting bij het lemma ɛstaart van de Hollandse molenɛ.' [N O, 52e; Sche 25; monogr.]
II-3
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
startlē̜r (L421p Dilsen)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (L421p Dilsen)
|
stad [RND]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (L421p Dilsen)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
31858 |
stalen schaaf |
kopschaaf:
kǫpšāf (L421p Dilsen)
|
Een uit staal vervaardigde schaaf. Zie ook afb. 51. De stalen schaaf vervangt in toenemende mate de traditionele houten schaaf. Stanley in de woordtypen stanleyschaaf en stanley is een merknaam. [N 53, 79a-b]
II-12
|
34203 |
stalklauwen |
volvoetig (bijvgl. nmw.):
volvø̄tex (L421p Dilsen)
|
Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13]
I-11
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
stam (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: het gedeelte van een boom dat niet gerekend kan worden tot het wortelstelsel of tot de takken [N 75 (1975)]
III-4-3
|
34056 |
stamboekstier |
stamboekstier:
stambōkstēr (L421p Dilsen)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
28658 |
stamphoning |
stamphoning:
stampho.neŋ (L421p Dilsen)
|
Honing die verkregen wordt door de raten in een ton of kuip te stampen. Raten met wat honing en veel stuifmeel worden in een ton gestampt en bewaard. Het geheel dient als voer in het voorjaar. Het is zeer eiwitrijk voer dat een snelle voorjaarsontwikkeling bevordert. Reststukken van raten worden met een bepaald soort stamper, bijvoorbeeld een moesstamper (L 416), bewerkt. Zie ook het lemma Wintervoedsel. [N 63, 116d; N 63, 115d; N 63, 116e]
II-6
|
31120 |
stand |
juiste stand:
juiste stand (L421p Dilsen)
|
Het met zool en hak recht op de grond staan, gezegd van schoeisel. [N 60, 225a]
II-10
|