25966 |
stellingmolen |
galerijmolen:
galǝrejmȳǝlǝ (L421p Dilsen)
|
Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j]
II-3
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
stīǝ.l (L421p Dilsen)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25218 |
sterrenbeelden |
grote beer:
grote beer
grote beer (L421p Dilsen)
|
sterrenbeeld [DC 49 (1974)]
III-4-4
|
34050 |
stier |
duur:
d˙ø̄r (L421p Dilsen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
samen met znd 7, 48
stī.f (L421p Dilsen)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
stiefsel (L421p Dilsen)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
sti ̞i̯bø̄.gǝls (L421p Dilsen)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
30962 |
stikker, stikster |
stikker:
stekǝr (L421p Dilsen)
|
Degene die het stikwerk doet. "Vrouwelijke arbeiders, de zoogenaamde stikmeisjes, komen op vele werkplaatsen voor; heeft de patroon zelf dochters, dan verrichten deze bijna altijd dit werk, soms in de huiskamer, maar meestal ook in het algemeene arbeidsvertrek. De vrouw des huizes stikt gewoonlijk in de huiskamer." (Directie, pag. 311). [N 60, 65]
II-10
|
28894 |
stikmachine |
stikmachine:
stekmašin (L421p Dilsen),
stekmǝšin (L421p Dilsen)
|
De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Knöfel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237]
II-10
|
34018 |
stilstaan |
hou:
ou̯ (L421p Dilsen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|