33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (L421p Dilsen
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
pots ich mien tan (L421p Dilsen)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
tandbuustel (L421p Dilsen)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tandpasta (L421p Dilsen)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpien (L421p Dilsen)
|
Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
31830 |
tandschaaf |
tandschaaf:
tantšāf (L421p Dilsen)
|
Soort kleine blokschaaf met loodrecht geplaatste tandschaafbeitel die gebruikt wordt om een te lijmen oppervlak ruw te maken zodat de lijm beter kan hechten. Zie ook afb. 34 en de twee volgende lemmata. [N 53, 59a; N G, 39; monogr.]
II-12
|
31831 |
tandschaafbeitel |
tandbeitel:
tant˱bęjtǝl (L421p Dilsen)
|
De schaafbeitel van een tandschaaf die aan de onderzijde voorzien is van fijne tandjes. [N 53, 59b]
II-12
|
32620 |
tap van de houten gierton |
kraan:
krān (L421p Dilsen)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|
28659 |
taphoning |
taphoning:
tapho.neŋ (L421p Dilsen)
|
Honing die door aftappen via een kraan aan de ton met stamphoning wordt verkregen. Hij is iets zuiverder dan de stamphoning. [N 63, 116g]
II-6
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (L421p Dilsen)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|