33506 |
tuinbonen |
labbonen:
labboon (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: de tuinboon (vicia faba L. - fam. papilionaceae) (tuinboon, grote boon, flodderboon, boerenteen, huisboon, wul, platte boon, moffe(l)boon, moffel, labboon, walse boon, roomse boon, paardeboon, knaauwboon) [N 71 (1975)]
I-7
|
33638 |
tuingieter |
spuit:
spuit (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: de tuingieter waarmee men aangiet (broesgieter?) [N 74 (1975)]
I-7
|
33593 |
tuinkers |
tuinkers:
toenkīēēs (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u: tuinkers (lepidium sativum - fam. cruciferae) [N 71 (1975)]
I-7
|
33542 |
tuinkervel |
kervel:
kervel (L421p Dilsen),
kervəl (L421p Dilsen),
kirvel (L421p Dilsen)
|
[Goossens 1b (1960)]Hoe noemt u: kervel (kèlv\\r, kèll\\v\\r) [N 71 (1975)] || kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
boͅu̯mkwiəkər (L421p Dilsen)
|
[RND 08]
I-7
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
slak:
slɛk (L421p Dilsen)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
30998 |
tussenzool |
tussenzool:
tøsǝzǭl (L421p Dilsen)
|
Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en die tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt. [N 60, 171a]
II-10
|
18471 |
tussenzool [wld ii.10, p. 40] |
tussenzool:
tussezoal (L421p Dilsen)
|
Een dunne zool die van binnen in de schoen gewerkt is en tussen de eigenlijke zool en de binnenzool ligt? (tussenzool?) Vgl. tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
28517 |
tuten |
tuten:
tuten (L421p Dilsen)
|
Het geluid dat de koningin maakt die haar cel reeds verlaten heeft. Op het doffe kwaken van de ongeboren koninginnen antwoordt de pas uitgelopen koningin met een hoog tutend geluid. Dit is het teken dat zij er is. Zij zal proberen zo spoedig mogelijk de nog in de cellen opgesloten koninginnelarven te doden. Dit wordt echter verhinderd door de werkbijen. Het tuten is voor de imker een zeker teken dat er de volgende dag of op zijn laatst nog een dag later een nazwerm zal afkomen. [N 63, 33a; N 63, 32a; N 63, 33b; Ge 37, 42]
II-6
|
28518 |
tuter |
toeter:
(mv)
tutǝrs (L421p Dilsen)
|
Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a]
II-6
|