34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kyø.tǝlǝ (L421p Dilsen),
stront:
stro.nt (L421p Dilsen)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
vastənoͅ.vənt (L421p Dilsen)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
26650 |
vat |
vat:
vā.t (L421p Dilsen
[(18 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
21284 |
vechten |
vechten:
faextə (L421p Dilsen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
vechthaan:
vɛgdān (L421p Dilsen)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bīǝstǝ (L421p Dilsen),
vee:
vīǝ (L421p Dilsen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
veearts:
viārs (L421p Dilsen),
veterinair:
vetǝrnē̜r (L421p Dilsen)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zoepen (L421p Dilsen),
zūpə (L421p Dilsen)
|
zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
31849 |
veerploeg |
ploegschaaf:
plōxšāf (L421p Dilsen)
|
Verstelbare ploegschaaf, bestaande uit de schaaf zelf en een geleider waarmee de schaaf op de gewenste breedte en diepte kan worden ingesteld. Schaaf en geleider zijn met behulp van twee stelschroeven met elkaar verbonden. Zie ook afb. 44. [N 53, 69a; N 53, 70]
II-12
|
34267 |
veestapel |
veestapel:
viǝstā.pǝl (L421p Dilsen)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|