33524 |
wijnstok, wingerd |
druif:
droeven (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u de druif in het algemeen (uitspraak) [N 72 (1975)]
I-7
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
wilde konijn (id.):
wilje knien (L421p Dilsen)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
knīē(e)n (L421p Dilsen)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24277 |
wilde eend |
eend:
ēͅnj (L421p Dilsen)
|
eend [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hundsroe-əs (L421p Dilsen),
rozenbottel:
-
roezebottel (L421p Dilsen)
|
egelantier [ZND 01 (1922)] || rozebottelstruik (Rosa rubiginosa) [DC 69 (1994)]
III-4-3
|
24679 |
wilde wingerd |
klimop:
^die^zijn^bladeren^verliest
klimop, die zijn bladeren verliest (L421p Dilsen)
|
wilde wingerd [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
34194 |
wilde zucht |
heiligheid:
hɛlexhęi̯t (L421p Dilsen),
zucht:
zucht (L421p Dilsen)
|
Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7]
I-11
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
-
ketjes (L421p Dilsen)
|
wilg, bloeiwijze van [DC 68 (1993)]
III-4-3
|
24628 |
wilgensoorten |
waterwilg:
waterwilg (L421p Dilsen)
|
namen voor verschillende soorten wilgen [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
ps. bij benadering omgespeld volgens Frings. ps. onder de nt staan nog boogjes; deze combinatieletters zijn niet te maken/om te spellen.
weͅnt (L421p Dilsen)
|
wind [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|