18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
’n blutch (L421p Dilsen),
dumpel:
dumpel (L421p Dilsen)
|
een deuk [ZND 33 (1940)]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dȳǝr (L421p Dilsen)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
21493 |
deurwaarder |
huissier (fr.):
huigé (L421p Dilsen)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
scheut:
šyt (L421p Dilsen)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
30991 |
dichtbinden |
inrijgen:
enrīgǝn (L421p Dilsen)
|
Het met touw dichtbinden van de veteropening, voordat men begint met overhalen. Zie ook het lemma overhalen. [N 60, 82]
II-10
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
kitten:
kętǝn (L421p Dilsen)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
32078 |
dichtstoppen |
opstoppen:
opstoppen (L421p Dilsen)
|
Naden, gaten en spijkergaten opvullen met stopsel, stopsteen, stopwas of met stopverf. [N 53, 235a]
II-12
|
21310 |
dief |
dief:
dēf (L421p Dilsen)
|
dief [ZND m]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L421p Dilsen)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
serieus:
he is serieus (L421p Dilsen)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|