34537 |
dooier |
dooier:
dū.i̯ǝr (L421p Dilsen),
dūǝ.i̯ǝr (L421p Dilsen)
|
Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
20397 |
doopjurkje |
doopkleed:
doͅ.upkle.it (L421p Dilsen)
|
doopkleed [RND]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopvont:
dö.ypfunt (L421p Dilsen)
|
doopvont [RND]
III-3-3
|
18671 |
doordeweekse kleren |
aldaagse kleren:
aldaagse kleijer (L421p Dilsen)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn (mv.):
døͅr (L421p Dilsen)
|
doornen [RND]
III-4-3
|
20848 |
dopen |
dopen:
dö.ypə (L421p Dilsen, ...
L421p Dilsen)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND]
III-3-3
|
20657 |
doperwt |
doperwt:
doperte (L421p Dilsen)
|
Hoe noemt u de volgende peulgewassen: doperwten (alleen de onrijpe zaden worden gebruikt) [N 71 (1975)]
III-2-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
doperte (L421p Dilsen),
peulerwten:
pōͅleͅrtə (L421p Dilsen)
|
[Goossens 1b (1960)]Hoe noemt u de volgende peulgewassen: doperwten (alleen de onrijpe zaden worden gebruikt) [N 71 (1975)]
I-7
|
21311 |
dorp |
dorp:
døͅrəp (L421p Dilsen)
|
dorp [ZND m]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜rpǝl (L421p Dilsen)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|