e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

Gevonden: 2332
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinken drinken: dreͅŋkə (Dilsen) drinken [ZND m] III-2-3
drinkglas glas: glās (Dilsen, ... ), pint: pent (Dilsen) drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)] III-2-1
droog weer droog: droog (Dilsen), drûûch (Dilsen) droog [DC 45 (1970)], [RND] III-4-4
droogstaan droogstaan: (de koe) stø drȳx (Dilsen) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogte droogte: drugte (Dilsen) droogte [ZND 33 (1940)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Dilsen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)] I-7
druphoning druphoning: drøpho.neŋ (Dilsen) Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.] II-6
dubbele zool dubbele lap: dubbele lap (Dilsen) De zool over de hele lengte van de schoen. Volgens de informant van Q 253 bestaat een dubbele zool uit een loopzool en een halve zool ter vrijwaring van de loopzool. [N 60, 171b] II-10
dubbele zool [wld ii.10, p. 35] dubbele lap: dubbel lappen (Dilsen) Kent u de uitdrukking "dubbele zool", hoe spreekt u dat uit, wat betekent het woord? [N 60 (1973)] III-1-3
duif (alg.) duif: duf (Dilsen), Pl. [du.ve]  do̝uf (Dilsen) Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND m] III-3-2