20499 |
drinken |
drinken:
dreͅŋkə (L421p Dilsen)
|
drinken [ZND m]
III-2-3
|
19574 |
drinkglas |
glas:
glās (L421p Dilsen, ...
L421p Dilsen),
pint:
pent (L421p Dilsen)
|
drinkglas [RND] || glas [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
25128 |
droog weer |
droog:
droog (L421p Dilsen),
drûûch (L421p Dilsen)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stø drȳx (L421p Dilsen)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
25129 |
droogte |
droogte:
drugte (L421p Dilsen)
|
droogte [ZND 33 (1940)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (L421p Dilsen, ...
L421p Dilsen)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 33 (1940)]
I-7
|
28660 |
druphoning |
druphoning:
drøpho.neŋ (L421p Dilsen)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
30979 |
dubbele zool |
dubbele lap:
dubbele lap (L421p Dilsen)
|
De zool over de hele lengte van de schoen. Volgens de informant van Q 253 bestaat een dubbele zool uit een loopzool en een halve zool ter vrijwaring van de loopzool. [N 60, 171b]
II-10
|
18472 |
dubbele zool [wld ii.10, p. 35] |
dubbele lap:
dubbel lappen (L421p Dilsen)
|
Kent u de uitdrukking "dubbele zool", hoe spreekt u dat uit, wat betekent het woord? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
duf (L421p Dilsen),
Pl. [du.ve]
do̝uf (L421p Dilsen)
|
Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND m]
III-3-2
|