e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Dilsen

Overzicht

Gevonden: 2332
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hielpand achterste: achterste (Dilsen), kwartier: kǝrtę̄r (Dilsen) Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28] II-10
hielpand [wld ii.10, p. 24] achterste: achterste (Dilsen, ... ), kwartier: kêrteer (Dilsen) Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)] || Kent u het woord kwartier? Hoe spreekt u het uit? Welk gedeelte van het bovenleer wordt hier precies mee bedoeld? [N 60 (1973)] III-1-3
hielpartij hielpartij: hielpartij (Dilsen) Het gedeelte van de schoen achter het hol. [N 60, 168b] II-10
hielpartij [wld ii.10, p. 7] hielpartij: hielpartij (Dilsen) Alles van de schoen achter het hol? (hielpartij?) [N 60 (1973)] III-1-3
hielstuk van een schoen contrefort (fr.): contrefor (Dilsen) Een stijf stuk leer tot meerdere stevigheid in de schacht aan de hielkant tussen leer en voering vastgekleefd (contrefort, hielstijf, bezetsel?) [N 60 (1973)] III-1-3
hijgen kuimen: kø̄mǝn (Dilsen) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen reutelen: ə rèùtəlt (Dilsen) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hinkelen hinkelen: /  heinkelen (Dilsen) / [SND (2006)] III-3-2
hinniken hummeren: hømǝrǝ (Dilsen) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schokkelpaard: /  sjokkelperd (Dilsen) / [SND (2006)] III-3-2