19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelig (Q027p Doenrade),
gemekkeluk (Q027p Doenrade),
gemèkkeluk (Q027p Doenrade),
op zijn gemak:
op zie gemaak (Q027p Doenrade)
|
geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] || gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
19226 |
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken |
pas:
pas (Q027p Doenrade)
|
de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24850 |
gemalen schors |
looi:
loēj (Q027p Doenrade)
|
Gemalen schors (looi). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gemein (Q027p Doenrade),
laag:
lèèg (Q027p Doenrade)
|
gemeen [SGV (1914)] || slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinde (Q027p Doenrade)
|
gemeente [SGV (1914)]
III-3-1
|
21718 |
gemeentebelasting |
gemeentebelasting:
gemeente belasting (Q027p Doenrade),
gemeentelasten:
gemeentelaste (Q027p Doenrade)
|
de belasting die slechts voor één gemeente of stad geldt [octrooi, binnenboek, gemeentelasten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21705 |
gemeentesecretaris |
secretaris:
sekretaris (Q027p Doenrade),
sikkretaris (Q027p Doenrade),
sik:
sik (Q027p Doenrade)
|
het hoofd van de secretarie [administratie] van een gemeente [griffier, secretaris, sikkeltaris, sik] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
kreng:
kreng (Q027p Doenrade)
|
een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemoot (Q027p Doenrade)
|
het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19067 |
gemok |
gemots:
gemots (Q027p Doenrade)
|
gemok [SGV (1914)]
III-1-4
|