17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q027p Doenrade),
gevuilig (Q027p Doenrade)
|
gevoelig [SGV (1914)] || Gevoelig: vatbaar voor, reagerend op gewaarwordingen bijv. pijn (gevoelig). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17740 |
gevoelloos (zijn) |
ongevoelig:
ongeveulig (Q027p Doenrade)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32966 |
gewas |
gewas:
gǝwas (Q027p Doenrade)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewear (Q027p Doenrade),
gewéér (Q027p Doenrade)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewölf (Q027p Doenrade),
gǝwø̜lǝf (Q027p Doenrade),
gewelfs:
gǝwø̜lǝfs (Q027p Doenrade)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
beschildering:
besjildering (Q027p Doenrade)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19264 |
gewillig |
gewillig:
gewillig (Q027p Doenrade)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gewerf (Q027p Doenrade)
|
gewricht [SGV (1914)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompannie (Q027p Doenrade)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezich (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
gezicht [DC 01 (1931)] || Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|