e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gif vergif: vergif (Doenrade) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 84 (1981)] III-1-2
gispen, geselen smik: Zweep: sjmik.  sjmik (Doenrade) slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
gist heffe: hø̜fǝ (Doenrade) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
git glitter: gletǝr (Doenrade) Sieraad. Zwarte kraaltjes of glazige steentjes in verschillende vormen. [N 62, 60a; MW] II-7
glad, glijdend glad: glaad (Doenrade), glet (Doenrade), glats: gletsj (Doenrade) glad [SGV (1914)] III-4-4
glas-in-loodraam glas-in-loodvenster: glaasi lōēd vinster (Doenrade) Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)] III-3-3
glazig glazerig: glaazərich (Doenrade), gláázerig (Doenrade), glazig: glaazig (Doenrade) glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3
glijbaan roetsjbaan: roetsjbaan (Doenrade) Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
glijden litsen: litsje (Doenrade, ... ), schampen: sjampə (Doenrade, ... ) glijden [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)] III-1-2, III-3-2
glimlachen gremelen: greemelə (Doenrade) onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)] III-1-4