e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heerszuchtig bazig: bazig (Doenrade) een sterke neiging tot heersen of overheersen hebbend [heerzaam, heerzuchtig] [N 85 (1981)] III-1-4
hees, schor hees: heisj (Doenrade) hees [SGV (1914)] III-1-2
heilig heilig: heilig (Doenrade) heilig [SGV (1914)] III-3-3
heilig hartbeeld heilig hart: heilig hart (Doenrade), heilig hartbeeld: heilig hartbeeld (Doenrade) Een beeld van Jezus die zijn hart toont (H.Hart). [N 96A (1989)] || H.Hartbeeld. [N 96B (1989)] III-3-3
heilige hostie communie (<lat.): kemuune (Doenrade) De H. Hostie die men ontvangt. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenbeeld heiligenbeeld: heiligebeeld (Doenrade), hèlligebeelde (Doenrade) De beelden in de kerk, de kerkbeelden [beelde, bilde, fiegoere, sjtatoeë, hèlligebeelde, hilliejefijoere?]. [N 96A (1989)] || Een beeld van een heilige, gemaakt van hout, aardewerk, gips e.d. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenmedaille medaille (<fr.): medaaje (Doenrade) Een rond of ovaalvormig lichtmetalen plaatje waarop Jezus of een heilige is afgebeeld [medalje, medallie, medallieje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
heiligenprentje heiligenschildje: heiligesjiltje (Doenrade) Een heiligenprentje, santje, ter opwekking van de devotie. [N 96B (1989)] III-3-3
heimelijk tekens geven foetelen: foetele (Doenrade) Heimelijk tekens geven bij het kaarten [blikken]. [N 88 (1982)] III-3-2
hek veken: vēkǝ (Doenrade), vouwere: vau̯wǝrǝ (Doenrade) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8