e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jaloers jaloers: zjeloes (Doenrade) jaloersch [SGV (1914)] III-1-4
jam gelei: sjlei (Doenrade), jam: sjem (Doenrade) jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
janken janken: ideosyncr.  janken (Doenrade), joenken: joōnke (Doenrade) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1
jarig zijn jarig zijn: hè is jieerig (Doenrade), verjaardag hebben: verjaordaag (Doenrade) Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)] III-3-2
jas met onzichtbare sluiting jas met gulpsluiting: jas mit gölpsjleeting (Doenrade) een jas met onzichtbare sluiting [N 59 (1973)] III-1-3
jas: algemeen jas: jas (Doenrade), jes (Doenrade) jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
jenever jonge klare: joonge kloare (Doenrade), opgezette: opgəzaddə (Doenrade), oude klare: ouwe kloare (Doenrade) jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jicht gicht: gich (Doenrade, ... ), gicht (Doenrade) jicht [SGV (1914)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joden joden: judde (Doenrade) joden [SGV (1914)] III-3-3
joelen kwaken: kwakə (Doenrade) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1