22062 |
kale neus |
kaal op de naas:
Opm. v.d. invuller: kale neus kan ook bijv. door een wormpje komen, dat in dat geval vlak boven de neus, in de neuswortel huist.
kaal op te naas (Q027p Doenrade),
kale naas:
dae heat un kaal naas (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt men een kale neus bij de rui? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30247 |
kalf |
kalf:
kau̯f (Q027p Doenrade),
(mv)
kǭvǝr (Q027p Doenrade)
|
Jong rund, niet naar het geslacht onderscheiden. Zie afbeelding 3. Op de kaart is het woordtype kalf niet opgenomen. [N 3A, 15 en 20; JG 1a, 1b; Gwn V, 5, 5a en 5b; L 27, 56; R 12, 24; Wi 17; monogr.; add. uit N 3A, 4, 26a, 75a, 75b en 76; N C, 6, 7a, 7b, 8, 9a en 14b; A 9, 17a en17b; S 14]
I-11
|
22083 |
kalk |
bodemwit:
(= bodemwit).
boojem wit (Q027p Doenrade),
Opm. v.d. invuller: dit is weer zon woord van later datum, waarvoor men geen dialectwoord meer zoekt.
bodemwit (Q027p Doenrade),
kalk:
kalǝk (Q027p Doenrade),
Opm. v.d. invuller: dit is dialect!
kalk (Q027p Doenrade)
|
kalk of krijtstof? [N 93 (1983)] || Soort alkalische aarde die als bindmiddel wordt gebruikt bij het maken van mortel. Kalk wordt ook toegevoegd om de elasticiteit van de mortel te vergroten en om de verwerkbaarheid te verbeteren. Hij wordt eveneens door de mortel gemengd wanneer zachtere soorten baksteen, kalkzandsteen en drijfsteen gemetseld moeten worden. Om de kalk als bouwmateriaal te kunnen verwerken, wordt hij eerst in kalkovens gebrand en vervolgens met water geblust. Zie ook de volgende lemmata. [Wi 53; S 16; L 27, 58; monogr.]
II-9, III-3-2
|
30025 |
kalk blussen |
(kalk) lessen:
lęšǝ (Q027p Doenrade)
|
Water toevoegen aan kalkoxyde. Men onderscheidt het droogblussen en het natblussen. Het droogblussen geschiedt onmiddellijk nadat de kalk uit de oven komt. Daartoe spreidt men de kalk in een laagdikte van ongeveer 10 cm uit en besproeit het geheel met ongeveer 1/3 van de hoeveelheid aan water waarbij de gehele massa voortdurend met de schop wordt omgezet. Wanneer de kalk goed met water is verdund, wordt ze op een hoop gezet teneinde de warmte, die zich bij het blussen ontwikkelt, te behouden. Doorgaans laat men de massa één etmaal doorblussen. Droogblussen levert ongeveer 1,3 maal de oorspronkelijke hoeveelheid kalk op. Bij het droogblussen valt de kalk in een uiterst fijn, volkomen droog poeder uiteen. Bij het natblussen worden de kalkkluiten in een bak met drie tot vier maal hun gewicht aan water overgoten. Met de kalkhouw wordt de kokende massa omgezet. Komt er geen damp meer omhoog en blijven geen droge resten meer aan de schop zitten, dan laat men de kalkmelk weglopen in een kuil. Daar verstijft de dunne pap door het wegzakken van het water in de bodem. Na afdekking met een dunne zandlaag is het kalkdeeg onbeperkte tijd houdbaar. In de volgende lemmata wordt vooral het natblussen behandeld. Zie voor de fonetische documentatie van '(kalk)' het lemma 'Kalk'. [S 16; N 30, 31; L 27, 58; monogr.]
II-9
|
22157 |
kalk gemengd met verbrijzelde stenen |
grit:
Opm. v.d. invuller: bedoeld om op te pikken (zie bij vraag 185: bodemwit).
grit (Q027p Doenrade),
roetsteen:
roodsjtee (Q027p Doenrade)
|
kalk gemengd met verbrijzelde stenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34554 |
kalkoen |
schroet:
šrūt (Q027p Doenrade)
|
Zie afbeelding 11. [R 14, 3; S 16; L 1a-m; L 1, 113; L 17, 11; L B2, 305; A 6, 3a; A 6, 3b; Vld.; monogr.]
I-12
|
18838 |
kalm, bedaard |
bedaard:
bedaard (Q027p Doenrade),
kalm:
kalm (Q027p Doenrade),
rustig:
röstig (Q027p Doenrade)
|
niet opgewonden, kwaad of zenuwachtig [bedaard, stil, kalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34170 |
kalven |
kalven:
kawvǝ (Q027p Doenrade)
|
Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.]
I-11
|
18725 |
kam |
kam:
kamp (Q027p Doenrade)
|
kam [SGV (1914)]
III-1-3
|
22729 |
kameel |
kameel:
kemmiëel (Q027p Doenrade),
kémeel (Q027p Doenrade)
|
kameel: Hoe noemt u in uw dialect het grote zoogdier dat twee bulten op de rug heeft en in de woestijn leeft? [N 100 (1997)]
III-3-2
|