e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knippen, snijden met de scheer op patroon snijden: met dǝ šīr op patrūn šnījǝ (Doenrade), snijden: šni-jǝ (Doenrade) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knipvlies natte ogen (mv.): Opm. v.d. invuller: dit is een algemene kreet.  naate oôge (Doenrade), vliesje: Opm. invuller heeft hiervoor geen benaming gegeven, maar wel deze uitspraak  bij dergelijke duiven "kênste ut vliesje zieên (Doenrade) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: knipvlies (derde ooglid dat zichtbaar wordt)? [N 93 (1983)] III-3-2
knoeien slabberen: sjlabbere (Doenrade), strooien: sjtruije (Doenrade) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen strooien: sjtruije (Doenrade) morsen [SGV (1914)] III-4-4
knoeier slordige, een -: sjlordigə (Doenrade) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4
knoest aas: oās (Doenrade), WLD  aos (Doenrade) Een harde, ruwe uitwas aan een boom (knoes, kwar, aast, knoop, inwas, knoest). [N 82 (1981)] III-4-3
knolvoer, rapen (coll.) groen: grø̜i̯n (Doenrade), groente: grø̄nt (Doenrade), reuben: rø̄bǝ (Doenrade) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5
knoop knoop: knoop (Doenrade, ... ), knoup (Doenrade), knuip (Doenrade), knōp (Doenrade), knǫwp (Doenrade) een knoop [N 59 (1973)] || Hoe noemt U: een knoop in het algemeen [N 62 (1973)] || knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-7, III-1-3
knoopsgat knoopslok: knoopslaok (Doenrade), knōpslǭk (Doenrade) Gat, spleetvormige opening in een kledingstuk enz., waar men een knoop door kan halen om het te sluiten. Het knoopsgat bestaat uit een rechte snede, met aan de voorkant een peervormig nestelgaatje. Dat nestelgaatje moet 3 millimeter in doorsnee zijn. Het knoopsgat moet altijd 3 √† 4 millimeter groter zijn dan de middellijn van de knoop welke er door moet komen. Als het knoopsgat ingesneden is, moet men het omwerken met de omslagsteek (Papenhuyzen III, pag. 16-17). [N 62, 40; Gi 1.IV, 41; MW; monogr.] || Hoe noemt U een knoopsgat? [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
knoopsgat inknippen, insnijden insnijden: enšni-jǝ (Doenrade) Het inknippen van het knoopsgat. Dit wordt eerst met krijt op het kledingstuk afgetekend en daarna ingeknipt of ingeslagen met een knoopsgatenschaar of een gaatjestang. [N 59, 138] II-7