e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwaal kwaal: kwaol (Doenrade, ... ) kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongen (kaartspel) kwajongen: kaojonge (Doenrade) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kwaken kwaken: kwake (Doenrade), ideosyncr.  kwaken (Doenrade), WLD  kwáákə (Doenrade) Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)] III-4-2
kwakzalver kwakzalver: kwakzalver (Doenrade), wonderdokter: wònjerdokter (Doenrade) Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)] III-1-2
kwanselen omzetten: omzèttə (Doenrade) voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)] III-3-1
kwart el, maat van 17 cm vierdel: vieèdel (Doenrade) de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)] III-4-4
kwartel kwartel: kwattel (Doenrade) kwartel [SGV (1914)] III-4-1
kwastje aan een halsketting kwastje: kwèskes (Doenrade) gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 86 (1981)] III-1-3
kweekduif fokduif: ’n fokdoef (Doenrade), kweekduif: kweekdoeve (Doenrade), kweker: Opm. v.d. invuller: nooit fokker, wel sporadisch "die is voor de fok bestemd".  un kweeker (Doenrade) Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)] || Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)] III-3-2
kweepeer kwee: kweè (Doenrade), kwɛi̯ (Doenrade) kwee [SGV (1914)] || kweepeer [SGV (1914)] I-7