e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leervlucht met de troep meegaan (ww.): mèt d’n trop mètgoan (Doenrade), voortoer: un vuertoer (Doenrade) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)] III-3-2
leerwals wals: wals (Doenrade) De wals waarmee men het leer voor de reparatie bewerkt. Knöfel I zegt op pag. 288: "Zoolledermachines dienen om het kloppen te vervangen en werken, zooals de naam aanduidt, met zware walsen of rollen. Men is het in vakkringen nog niet geheel eens, wat beter is, walsen of kloppen, maar uit het feit, dat de walsmachines meer en meer ook bij de klein-industrie in gebruik komen, mag wel afgeleid worden, dat men, zoo er bezwaar mocht bestaan, daar met gerustheid overheen stapt. Wie een walsmachine in zijn bezit heeft, is er zeer tevreden mede, omdat het hem een moeilijk werk uit de hand neemt. Trouwens, zij zijn in de grootindustrie algemeen in gebruik. Het leer wordt onder de wals vaster en ook mooier op t oog. [N 60, 241b] II-10
leest leest: lęjst (Doenrade), lę̄s (Doenrade) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lieew (Doenrade) leeuw [SGV (1914)] III-3-2
leggen leggen: lègge (Doenrade) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lei(en) lei(en): lein leije (Doenrade) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lekkerbek lekkerbek: lékkərbék (Doenrade), liefhebber: leefhubber (Doenrade), slokmuil: sjloekmoel (Doenrade) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen lelietje-van-dalen: WLD  lelietje van Dalen (Doenrade) Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)] III-4-3
lende lende: lènje (Doenrade) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lengte lengte: lęŋtǝ (Doenrade), lɛŋtǝ (Doenrade) Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b] II-7