22555 |
liegen (kaartspel) |
liegen:
leege (Q027p Doenrade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (Q027p Doenrade)
|
liggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
24485 |
liguster |
liguster:
liguster (Q027p Doenrade),
WLD
luguster (Q027p Doenrade)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
doorstaan:
dŏĕrstaon (Q027p Doenrade),
lijden:
līējə (Q027p Doenrade)
|
een onaangename toestand verduren [lijden, onderstaan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20254 |
lijkenhuisje |
lijkenhuisje:
liekehuuske (Q027p Doenrade)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20186 |
lijkstro |
schoof:
de mooie strohalmen; eine van het bed op het sjtreu helpen
sjaof (Q027p Doenrade)
|
lijkstroo; Hoe noemt men dit lijkstroo (schoofstroo, reeuwstroo, enz.). Zij er bepaalde uitdrukkingen die hiermee verband houden (bv. hij komt van het bed op het stroo) [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝržant (Q027p Doenrade)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
aan:
den aan (Q027p Doenrade),
streep:
sjtreep (Q027p Doenrade)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijzend:
līǝzǝt (Q027p Doenrade)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
21987 |
lijst met deelnemende duiven |
poulebrief:
Opm. v.d. invuller: (meervoud afhankelijk van de vormgeving.
poelbreef (Q027p Doenrade),
poulelijst:
poëllies (Q027p Doenrade),
Opm. v.d. invuller: afhankelijk van de vormgeving.
poelliest (Q027p Doenrade)
|
de lijst waarop elke liefhebber zijn deelnemende duiven laat inschrijven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|