20492 |
likken |
lekken:
lekke (Q027p Doenrade),
lèkke (Q027p Doenrade),
lèkkə (Q027p Doenrade)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
linjeblaad (Q027p Doenrade)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
regel (Q027p Doenrade),
reigel (Q027p Doenrade)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (Q027p Doenrade),
linnen:
lenǝ (Q027p Doenrade)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
22052 |
lintwormen |
lintwormen:
linjtwòrm (Q027p Doenrade),
lèntjwurm (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17617 |
lip |
lip:
lup (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
lip [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
21824 |
lispelen (slissen) |
lispelen:
Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.
lispelə (Q027p Doenrade)
|
de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18967 |
list |
fint:
fint (Q027p Doenrade),
list:
list (Q027p Doenrade)
|
een slimme vondst die men toepast om zijn doel te bereiken zodat daardoor een persoon misleid wordt [list, fint] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
littenie (Q027p Doenrade)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
lienteike (Q027p Doenrade)
|
litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|