e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liturgisch vaatwerk kelken: kelke (Doenrade) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden miskleren: méskleijer (Doenrade) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
lof vesper (lat.): vesper (Doenrade) Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
long long: long (Doenrade), longe (Doenrade) long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
lood, maat van 10 gram lood: e loàd (Doenrade), loeët (Doenrade), loowt (Doenrade) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loof blader: blaar (Doenrade), loof: loof (Doenrade), louf (Doenrade), lover: louver (Doenrade), WLD  lover (Doenrade) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
looi looi: lōǝ (Doenrade) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: sjuiēt (Doenrade), WLD  sjeut (Doenrade) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Doenrade) lopen [SGV (1914)] III-1-2
lopend snot snot: de sjnoèt (Doenrade), Opm. v.d. invuller: men zegt dan: "ut of de sjnot hubbe".  sjnot (Doenrade) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)] III-3-2