22095 |
<naam> |
die van orlans:
dee van Orleans (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
goede, de ~:
(= de goede).
de goowe (Q027p Doenrade),
grijze, een ~:
de grijze (Q027p Doenrade),
kleine, een ~:
de kleene (Q027p Doenrade),
namensdag:
namesdaag viere (Q027p Doenrade),
namensdag vieren:
namesdaag viere (Q027p Doenrade),
zeventien:
de 17 (Q027p Doenrade),
{ja}:
ja (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade),
{nee}:
nee (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade)
|
Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Kent U hiervoor benamingen die: afgeleid zijn van het ringnummer: ja of nee? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
falie:
fāālje (Q027p Doenrade)
|
falie [SGV (1914)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoos (Q027p Doenrade),
almous (Q027p Doenrade)
|
aalmoes [SGV (1914)] || de gift aan een arm persoon [aalmoes, arremoes, karitaat] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25248 |
aam, maat van 150 l. |
aam:
oam (Q027p Doenrade)
|
aam (maat) [SGV (1914)]
III-4-4
|
31252 |
aambeeld |
aanvilt:
avęltj (Q027p Doenrade)
|
Een gietijzeren of stalen blok waarop de smid het smeedwerk uitvoert. Aan één of twee zijden van het aambeeld kan een hoorn zijn bevestigd, een puntig uitsteeksel waarop ijzer kan worden gebogen. De vlakke bovenzijde van het aambeeld, de baan, wordt gebruikt voor het smeedwerk. In de baan zijn soms één of meer gaten aangebracht waarin gereedschap zoals de schroodbeitel en de tas kunnen worden geplaatst. Vgl. ook afb. 15. De invuller uit Q 121 kende drie soorten aambeelden: 1. het aambeeld met twee ronde hoorns; 2. het aambeeld met één ronde en één vierkante hoorn; 3. het aambeeld met één hoorn en een stuikblok. Ook andere respondenten vermeldden deze drie aambeelden. Vgl. ook afb. 14. In L 382 kende men ook nog een aambeeld dat speciaal gebruikt werd bij het aanbrengen van de kap op vijlbladen. Het bovenvlak van dit aambeeld was van zacht roodkoper vervaardigd. Zie ook het lemma "vijlkap". [N 33, 40; N 33, 49; N 33, 50; S 1; R 14, 8b; L 1a-m; L 1u, 2; L 17, 9; L B1, 201; N 64, 32a-b; N 66, 13a-b; monogr.]
II-11
|
18097 |
aambeien |
aambeien:
aambeiə (Q027p Doenrade)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (speen, spenen, blikaar(d)s, aambeien, puisten, bikaards, vijgpuisten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20284 |
aan de borst zijn |
de mem hebben:
de mem höbbə (Q027p Doenrade)
|
gezoogd worden, aan de borst zijn, gezegd van zuigelingen [lodderen, mem lebben] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33191 |
aanaardploeg |
hoogploeg:
hø̄xplōx (Q027p Doenrade)
|
Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24]
I-5
|
23661 |
aanbidding van het allerheiligste |
aanbidding:
aanbidding (Q027p Doenrade)
|
De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22158 |
aanbouw van gaas |
spoetnik:
ene sjpoetnik (Q027p Doenrade),
Opm. v.d. invuller: is iets van de laatste 10-15 jaar. Vroeger had je gewoon "un renke op dr sjlaag of t daak likke".
sjpoetnik (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)]
III-3-2
|