e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: vastelaoventsmaondig (Doenrade) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] III-3-2
maantje op de nagel maantje: mèùnkə (Doenrade) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maanx maan: moan (Doenrade) maan [SGV (1914)] III-4-4
maat, algemeen maat: maot (Doenrade), móàt (Doenrade) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
machinegaren machinegaren: mǝšinǝgārǝ (Doenrade) Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.] II-7
machinezijde handzij: hanjtjzi (Doenrade), stikzij(de): štekzi (Doenrade) Zijdegaren voor gebruik op de naaimachine. [N 59, 7d] II-7
madeliefje meizoetje: WLD madeliefje (bellis perennis)  meizá͂ötje (Doenrade, ... ) madeliefje [N 92 (1982)] III-4-3
mager schraal: sjraol (Doenrade), vazel: vaazel (Doenrade), váázel (Doenrade) mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-2-3
mager worden afvallen: aafvallə (Doenrade) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
maken maken: make (Doenrade) maken [DC 02 (1932)] III-1-4