23428 |
maria-altaar |
maria-altaar:
maria èltjer (Q027p Doenrade)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23396 |
mariabeeld |
mariabeeld:
mariabeeld (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade)
|
Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23589 |
marialied |
marialiedje:
marialeedje (Q027p Doenrade)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
kraom (Q027p Doenrade)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
markt:
de maar (Q027p Doenrade),
maar (Q027p Doenrade),
mert (Q027p Doenrade),
mért (Q027p Doenrade)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marbel:
mérbel (Q027p Doenrade),
marmel:
marmel (Q027p Doenrade)
|
marmer [SGV (1914)] || marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24350 |
marter |
bunzing:
ideosyncr.
bunzing (Q027p Doenrade),
fis:
vis (Q027p Doenrade),
WLD
vis (Q027p Doenrade),
marter:
marter (Q027p Doenrade),
WLD
marter (Q027p Doenrade),
vuur:
vuur (Q027p Doenrade),
WLD
vūūr (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mommegezicht:
mommegezich (Q027p Doenrade),
mommegezicht (Q027p Doenrade)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-) wiksen:
wikse (Q027p Doenrade),
wiksen:
wikse (Q027p Doenrade)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
22491 |
matsen |
samenspannen:
saame sjpanne (Q027p Doenrade)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|