e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselaar metselaar: mɛtsǝlē̜r (Doenrade), muurder: mȳrdǝr (Doenrade) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Doenrade), muren: mūrǝ (Doenrade) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metworst droogworst: dreugwoesj (Doenrade), dreuègwoosj (Doenrade), drûûgwoeəsj (Doenrade) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
mevrouw madam (<fr.): medám (Doenrade) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen miauwen: miauwe (Doenrade), ideosyncr.  miauwen (Doenrade) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middagdutje middagslaapje: middigsjlèùpkə (Doenrade), ungeren (zn.): unjere (Doenrade) middagdutje [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen ungeren (ww.): ungerə (Doenrade), unjere (Doenrade) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagmaal middag, de -: 12 uur  middig (Doenrade), middageten: middig ééətə (Doenrade), middigééte (Doenrade), noen, de -: noon (Doenrade) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)] III-2-3
middellangeafstandsvlucht halve fond: (hauf = half).  op hauf fond zètte (Doenrade), midfond: Opm. v.d. invuller: van ± 300 - ± 600 km.  midfond (Doenrade) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
middelste kegel koning: keuning (Doenrade) De middelste kegel [paap, tulleman, sullepaap, kegeljan, negenman]. [N 88 (1982)] III-3-2