e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
morgengebed morgengebed: mörgegebed (Doenrade), morgensgebed: murregesgebêd (Doenrade) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen slabberen: sjlabberə (Doenrade) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2
mos (alg.) mos: WLD  mos (Doenrade) Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
mossel mossel: mossjel (Doenrade, ... ) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mosterd (Doenrade) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mot (Doenrade) mot [SGV (1914)] III-4-2
motregen, fijne regen muggenpis: mūckepis (Doenrade), mùkgəpis (Doenrade) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] III-4-4
motregenen, licht regenen siebelen: ziebelè (Doenrade), sijpelen: ⁄t ziepelt mèi gèt (Doenrade), sprenkelen: sjprènkələ (Doenrade) zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
mousseline mousseline: musǝlin (Doenrade) Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
mout mout: mǭt (Doenrade) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2