24357 |
muis |
muis:
moes (Q027p Doenrade)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muues (Q027p Doenrade)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (Q027p Doenrade),
moēze (Q027p Doenrade),
ideosyncr.
moeze (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)] || muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
muf:
mouw (Q027p Doenrade)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q027p Doenrade)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
mozik (Q027p Doenrade)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instrument (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade)
|
Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muziekant (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
muzikant (Q027p Doenrade)
|
Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q027p Doenrade)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
29073 |
naadloze rug of middenrug |
rug zonder naad:
rø̜k zoŋǝr nǭt (Q027p Doenrade)
|
Middenrug zonder naad. Volgens de informanten van L 416, P 52 en Q 88 betreft een dergelijk onderdeel een sportjas of blazer. [N 59, 87]
II-7
|