17935 |
op de loop gaan |
bijzen:
biezə (Q027p Doenrade),
op de loop gaan:
op de luip goa (Q027p Doenrade)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
op de vingers fluiten:
op de vinger fleute (Q027p Doenrade)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
32725 |
op de voor |
op de voor:
ǫp ˲de [voor] (Q027p Doenrade)
|
Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.]
I-1
|
29091 |
op een steeltje zetten |
op een steeltje zetten:
op ē štēlkǝ zętǝ (Q027p Doenrade)
|
De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136]
II-7
|
22187 |
op het eigendomsgevoel voor het eigen hok spelen |
een lege vogel spelen:
une laege voegel sjpiele (Q027p Doenrade),
een lege zij spelen:
une laege zie sjpiele (Q027p Doenrade)
|
Bij gepaarde en ook ongepaarde duiven spelen op het eigendomsgevoel voor het eigen hok (kotjesspel)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21976 |
op het gevoel van ouderschap spelen |
op nest spelen:
sjpielt op nist (Q027p Doenrade)
|
Bij gepaarde duiven met jongen spelen op het gevoel van ouderschap, op het verlangen om de jongen terug te zien? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22460 |
op kraamvisite gaan |
kindje kijken:
kintje kieke (Q027p Doenrade)
|
Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21197 |
op reis gaan |
gereisd:
gereest (Q027p Doenrade)
|
op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23675 |
op retraite gaan |
op retraite (fr.) gaan:
op retraite gaon (Q027p Doenrade)
|
In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op sjteltje loupe (Q027p Doenrade),
steltlopen:
sjteltjlope (Q027p Doenrade)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|