e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
op de loop gaan bijzen: biezə (Doenrade), op de loop gaan: op de luip goa (Doenrade) op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
op de vingers fluiten op de vingers fluiten: op de vinger fleute (Doenrade) Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)] III-3-2
op de voor op de voor: ǫp ˲de [voor] (Doenrade) Het paard dat voor een voetploeg gespannen is gaat "op de voor": het loopt vlak langs de vorige ploeggeul, op de strook die nog niet is omgeploegd. Op de voor loopt ook het linker paard (van achteren gezien) als de ploeg door een tweespan getrokken wordt. Doorgaans zijn de termen voor dit begrip ook toepasselijk op het linker voorwiel van een karploeg. [JG 1a; N 11A, 141c; monogr.] I-1
op een steeltje zetten op een steeltje zetten: op ē štēlkǝ zętǝ (Doenrade) De knoop op een steeltje zetten. Men moet de knoop niet plat aannaaien, doch men dient een afstand tussen knoop en stof van ¬± 1/2 - 1 cm te houden. Hierdoor wringt de knoopt niet en wordt er ruimte voor de stofdikte opengelaten. [N 59, 136] II-7
op het eigendomsgevoel voor het eigen hok spelen een lege vogel spelen: une laege voegel sjpiele (Doenrade), een lege zij spelen: une laege zie sjpiele (Doenrade) Bij gepaarde en ook ongepaarde duiven spelen op het eigendomsgevoel voor het eigen hok (kotjesspel)? [N 93 (1983)] III-3-2
op het gevoel van ouderschap spelen op nest spelen: sjpielt op nist (Doenrade) Bij gepaarde duiven met jongen spelen op het gevoel van ouderschap, op het verlangen om de jongen terug te zien? [N 93 (1983)] III-3-2
op kraamvisite gaan kindje kijken: kintje kieke (Doenrade) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
op reis gaan gereisd: gereest (Doenrade) op reis gegaan zijn [te mantij zijn] [N 90 (1982)] III-3-1
op retraite gaan op retraite (fr.) gaan: op retraite gaon (Doenrade) In retraite gaan, in retraite zijn. [N 96B (1989)] III-3-3
op stelten lopen op stelten lopen: op sjteltje loupe (Doenrade), steltlopen: sjteltjlope (Doenrade) Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] III-3-2