18295 |
pantoffel |
pantoffel:
pantoeffel (Q027p Doenrade)
|
Schoeisel met laag bovenwerk (meestal zonder of met weinig hak) dat men gemakkelijk aan- en uitschiet, om in huis te dragen (pantoffel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20558 |
pap |
brij:
briej (Q027p Doenrade, ...
Q027p Doenrade),
pap:
pap (Q027p Doenrade),
pàp (Q027p Doenrade)
|
brij [SGV (1914)] || brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21954 |
pap (kropmelk) |
pap:
pap (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet verder: de pap of kropmelk waarmee de jongen eerst gevoed worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21126 |
papier |
papier:
pampier (Q027p Doenrade),
pappeer (Q027p Doenrade)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|
22055 |
parasieten (alg.) |
luisjes:
lôêskes (Q027p Doenrade),
luizen:
luus (Q027p Doenrade),
löes (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: uitwendige parasieten in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20560 |
parelen |
krallen:
kralle (Q027p Doenrade),
parelen:
parələ (Q027p Doenrade)
|
parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
paare (Q027p Doenrade),
paren (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet verder: paren? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (Q027p Doenrade)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
juist uitvliegen:
dae vlugt sjus oet (Q027p Doenrade)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28840 |
pasband |
pasband:
pasbanjtj (Q027p Doenrade)
|
Linnen bandje dat in een kledingstuk wordt meegenaaid om uitrekken te voorkomen. [N 59, 41; MW]
II-7
|