17670 |
pink |
pink:
pink (Q027p Doenrade)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
WLD Pinksterbloem (cardaminepratensis)
Pinksterbloom (Q027p Doenrade)
|
pinksterbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
Pènkste (Q027p Doenrade)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
24364 |
pissebed |
molenvarken:
muèleverke (Q027p Doenrade),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
meuleverke (Q027p Doenrade)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
kern:
kêr (Q027p Doenrade),
WLD
kéér (Q027p Doenrade),
steen:
sjtee (Q027p Doenrade)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || kern [SGV (1914)]
I-7
|
24974 |
plaats maken |
ontruimen:
ontruume (Q027p Doenrade),
plaats maken:
plaats maake (Q027p Doenrade),
plaats maakə (Q027p Doenrade),
plaats make (Q027p Doenrade)
|
ruimte beschikbaar maken [plaats maken, schavelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaats (Q027p Doenrade)
|
plaats [SGV (1914)]
III-4-4
|
20939 |
plak |
flank:
flaŋk (Q027p Doenrade)
|
Een opvulsel achter de arm ofwel bestaand uit een stukje stoom (gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon) waarop een half vel watten wordt genaaid of uit een stukje stof. De plak moet het beloop volgen van het armsgat en wordt op de rug langs het armsgat gelegd en onder de arm aan de vulling vastgemaakt (Papenhuyzen, pag. 81). De plak dient voor een mooie valling voor de arm. [N 59, 115]
II-7
|
21967 |
plank van duivenslag |
plank:
Opm. v.d. invuller: is dialect!
de plank (Q027p Doenrade),
valplank:
de valplank (Q027p Doenrade)
|
Hoe heet het platform, de plank zelf? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22734 |
plankmis |
poedel:
poedel (Q027p Doenrade)
|
De plank missen bij het kegelspel [henk, olie]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|