24627 |
plantenstek |
stek:
sjték (Q027p Doenrade),
WLD
sjtèk (Q027p Doenrade)
|
Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21774 |
plat praten |
plat kallen:
plat kalle (Q027p Doenrade)
|
plat praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24667 |
plataan |
plantaan:
WLD
plantaan (Q027p Doenrade),
plataan:
plataan (Q027p Doenrade)
|
De plataan; van deze boom schilfert de schors in plaen af waardoor de nieuwe geelgroene bast zichtbaar wordt; de boom heeft langgesteelde vruchten (plataan, plantaan, plom, plon, plen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
29080 |
platstuk |
platstuk:
platštø̜k (Q027p Doenrade)
|
Beide schouderstukken van een kiel, hemd of colbert die achter aan elkaar genaaid zijn; een schouderpas dus, bestaande uit twee stukken. [N 59, 91; N 62, 33; N 59, 87]
II-7
|
23528 |
plechtig |
plechtig:
plechtig (Q027p Doenrade)
|
Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23527 |
plechtige mis add. |
plechtige hoogmis:
plechtige hoeëmès (Q027p Doenrade)
|
De mis plechtig opdragen, celebreren. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25179 |
plensbui, zware bui |
flinke bui:
flinkə būūj (Q027p Doenrade),
hommelschuil:
(idem bij onweer).
hòmməlsjōēl (Q027p Doenrade)
|
grote hoeveelheid regen ineens [guts] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
32833 |
pletplank, treedplankjes, treedklompen |
stempel:
štɛmpǝl (Q027p Doenrade)
|
Het platkloppen van de grond bij de hofbouw gebeurde met een stamper of een gesteelde pletplank (zie afb. 87); het kon echter ook met de spade of de platte schop gedaan worden. Werd de grond met de voeten vastgetreden, dan droeg men oude (afgesleten) klompen, waaronder men plankjes had gespijkerd of gebonden. Men kon zulke plankjes ook onder de voeten houden d.m.v. touwen die men bij het "aantreden" met de hand strak hield; zie afb. 88. [JG 1b add.; N P, 20; N 11A, K]
I-2
|
19336 |
plezier maken |
spa (du.) maken:
sjpasmakə (Q027p Doenrade)
|
plezier, pret maken [plezieren, ruizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29013 |
plisseren |
plisseren:
plisērǝ (Q027p Doenrade)
|
Zeer fijn plooien. [N 62, 12d; N 62, 12a; N 62, 12b; Gi 1.IV, 34MW]
II-7
|