22687 |
prent(je) |
schild(je):
sjeltjə (Q027p Doenrade),
sjiltj (Q027p Doenrade)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
21206 |
prentbriefkaart |
aanzichtskaart:
anzichskaart (Q027p Doenrade)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19333 |
pret, schik |
lol:
lol (Q027p Doenrade),
plezier:
pluzeer (Q027p Doenrade),
spa (du.):
sjpas (Q027p Doenrade),
sjpás (Q027p Doenrade)
|
een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
19334 |
pretmaker |
spa-maker (< du.):
sjpasmaeker (Q027p Doenrade)
|
de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19335 |
prettig |
spaig (du.):
sjpassig (Q027p Doenrade)
|
pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
preuts:
preutsj (Q027p Doenrade)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23244 |
prevelen |
prevelen:
prevele (Q027p Doenrade)
|
Prevelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28890 |
priem |
priem:
prīm (Q027p Doenrade)
|
Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.]
II-7
|
23326 |
priester |
priester:
preister (Q027p Doenrade)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
kōēr (Q027p Doenrade)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|